Herfstperikelen: regenrijke kustregio’s
Kustconvergentie is typisch voor de herfst. Het landoppervlak wisselt snel tussen opwarmen en afkoelen, maar het zeewater is daar een stuk trager mee. Het water is deze periode nog relatief warm en er verdampt veel vocht, waardoor veel voeding voor buien aanwezig is. Het effect was de afgelopen week mooi zichtbaar in modelberekeningen van de neerslagtotalen.Wat veroorzaakt kustconvergentie?
Het is een herhalend fenomeen in het najaar en inwoners van de kustgebieden zullen het herkennen. Convergentie staat in de meteorologie voor het samenkomen van verschillende luchtpakketten, wat vaak met een hoop geweld gaat. Dit samenkomen heeft te maken met het verschil in windsnelheid of windrichting tussen de kust en het binnenland.
Boven het uitgebreide zeeoppervlak kan de wind vrij stromen als deze uit een noordelijke of westelijke richting komt. Het zeewater geeft weinig wrijving en de windsnelheden liggen er hoog. Boven land is er meer wrijving door bijvoorbeeld gebouwen en bomen en daardoor neemt de windsnelheid af. Bij een aanlandige wind wordt deze afgeremd over de kustlijn, waar na verloop van tijd een ophoping van lucht kan ontstaan. Omdat de lucht vanuit dezelfde richting blijft stuwen, moet het stijgen en ontstaat instabiliteit. Er vormen zich dan grote buiencomplexen die behoorlijk actief kunnen zijn.
Botsende windrichtingen
Een andere oorzaak van convergentie is het verzamelen van lucht waar twee windrichtingen tegen elkaar botsen. Een typisch voorbeeld is een noordwestenwind boven de zee, maar een zuidwestenwind boven land. Er vormt dan een scheidingslijn (grensvlak) tussen deze luchtpakketten, waarop wederom de lucht stijgt.
De invloed van de temperatuur
Kustconvergentie wordt versterkt door het temperatuurverschil tussen de zee en het land. Omdat water een hogere soortelijke warmte heeft dan het landoppervlak, wisselt de zee langzamer van temperatuur. Na de zomer is het zeewater goed opgewarmd en daarna duurt het even voordat het afkoelt. Daartegenover koelt het boven land steeds meer af door minder inkomend zonnestraling. De nachten worden langer en kouder, wat met een voldoende vochtige lucht de afgelopen dagen al enkele keren mist opleverde.
In de avond, nacht en ochtend is het temperatuurverschil tussen en zee en land het grootst. Het voorbijtrekken van lagedrukgebieden brengt vaak koelere bovenluchten mee en dit vergroot de instabiliteit. Opstijgende lucht is dan voor langere tijd warmer dan zijn omgeving, waardoor het verder kan stijgen en grotere wolken kan vormen.

Onweersbuien ontstaan de afgelopen dagen veelal boven zee en trekken met de zuidwestenwind door het land. Bron: KNMI onweerarchief
Binnenland minder vaak getroffen
De hierboven uitgelegde drijfveren van convergentie zijn langs de kust het meest voorkomend. De Noordzee en het IJsselmeer spelen vaak een belangrijke rol in het vormen van regen- en onweersbuien in de westelijke en noordelijke provincies. Afhankelijk van de windrichting en -kracht kunnen de buien ook het binnenland doorkruisen. Hier zijn de omgevingsfactoren echter minder gunstig voor het voortbestaan van deze buien.
Het plaatje deze week
Weermodellen kwamen vanaf woensdag met typische kustconvergentie neerslagsommen. Langs de kust werd een veelvoud van de regen in het binnenland verwacht. In de praktijk heeft inderdaad het noordwesten een boel regen gekregen, maar ook een brede strook van het zuiden tot het oosten. Dit zijn buien die verder landinwaarts ontstonden en vrij lang konden overleven. Het bleek dat hier voldoende energie beschikbaar was door opwarming van een vochtig landoppervlak.

Links de modelberekening voor de neerslagsom van woensdag t/m zaterdagochtend, rechts de werkelijke neerslagsom (op basis van satellietbeelden). Kustconvergentie is in beide afbeeldingen duidelijk te herkennen. Bron: Meteologix.com
De buien waren het meest actief in het noordwesten en het kwam daar geregeld tot onweer. Onder invloed van een vrij sterke wind uit het zuidwesten trokken de buien van zuidwest richting noordoost, wat goed terug te zien is in de afbeelding van gedetecteerde ontladingen.
Ook over de rest van Europa is kustconvergentie duidelijk te zien in de modeluitvoer. De westzijden van de landen grenzend aan de Noordzee en Oostzee zijn een stuk natter dan de rest van het land. In het zuiden van Europa is het in mindere mate zichtbaar, maar komt het ook terug.

Op de uitgezoomde kaart is kustconvergentie bij de meeste Europese landen te zien. De westelijke gebieden krijgen hierbij met de meeste regen te maken. Bron: Meteologix.com