Is het een slecht jaar voor vlinders?
Afgelopen voorjaar hoorden we af en toe bezorgde geluiden. Het viel mensen op dat er zo weinig vlinders waren dit jaar. Maar de afgelopen weken viel het óns juist op, dat er ontzettend veel vlinderfoto’s binnenkwamen. Hee, dachten wij, zijn ze er nu toch ineens allemaal? We gingen op zoek naar de feiten. Gaat het echt slecht met de vlinders in Nederland, of valt het allemaal mee?Mensen die een tuin hebben, of regelmatig op dezelfde plek in de natuur komen, merken vaak veranderingen op. Ineens is het ontzettend groen, plotseling zie je de zwaluwen weer, de ene keer zit het vol met slakken, de andere keer word je belaagd door muggen – er is altijd wel iets dat opvalt. Vaak zien mensen ook verschillen van jaar tot jaar. Niet zelden heeft dat met het weer te maken. Dit voorjaar klonken er dus verontruste geluiden over het lage aantal vlinders, ook onder ‘echte’ vlinderaars.
Elke week tellen
Omdat zoiets vaak een gevoelskwestie is, en een enkele waarneming (of niet-waarneming) natuurlijk niets hoeft te zeggen, gaan we maar eens naar de feiten kijken. Want dankzij onder andere de Vlinderstichting, zijn die er. Al sinds 1990 bestaat bijvoorbeeld het Meetnet Vlinders. Hiervoor lopen honderden vrijwilligers in de lente en de zomer elke week een vaste route en tellen de vlinders die ze zien. Ja, elke week. Zo ontstaat er inmiddels een heel goed beeld van hoe de populatie zich elk jaar, en door de jaren heen, ontwikkelt.
De junidip
Ook weten we dat op een bepaald moment in het jaar, zo rond de overgang van lente naar zomer, er altijd minder vlinders zijn. Onder vlinderaars staat dat bekend als de ‘junidip’. Dat heeft er mee te maken dat niet alle vlinders op het zelfde moment rondvliegen. Sommige vlindersoorten produceren bovendien meerdere generaties in een jaar. Je ziet dus al vlinders in het voorjaar, maar op een gegeven moment is die voorjaarsgeneratie over het hoogtepunt heen, en zijn de zomervlinders er nog niet. Dat is de junidip.
Het hele voorjaar een dip?
Ondanks die kennis was de vlinderpopulatie dit voorjaar toch reden tot zorg, vond men. Het bleek ook uit de tellingen. Uit de gegevens van april en mei van dit jaar bleek dat het aantal waarnemingen duidelijk onder het langjarig gemiddelde lag. Het leek zelfs een van de slechtste vlinderjaren sinds het begin van het Meetnet te zijn. Maar niet alle soorten deden het slecht. De citroenvlinder en het oranjetipje bijvoorbeeld, deden het juist heel goed.
Rupsen trokken de zomer niet
Was het natte en koele weer deze lente de oorzaak? Kars Veling van de Vlinderstichting denkt van niet. ‘Slecht’ weer zorgt wel voor vertraging in de ontwikkeling, maar uiteindelijk komen de vlinders wel, weet hij. De laatste jaren hebben we vaak vroeg in de lente al warm en zonnig weer gehad, waardoor de vlinders eerder in actie kwamen. Nu was dat niet zo, en mogelijk hebben mensen dat ook opgemerkt. Toch zoekt de stichting de oorzaak in het weer, maar dan dat van vorig jaar. Want: de soorten die dit voorjaar slecht presteerden, waren precies de soorten die tijden de hete en droge tijd in de zomer van 2022 rups waren. Die rupsen hebben flink te lijden gehad onder de zomerhitte en bijbehorende droogte. Er was simpelweg te weinig voedsel voor ze, omdat de planten die ze eten het niet uithielden. Zo zie je ook dat de soorten die het juist goed deden dit voorjaar, al eerder in het seizoen rups waren. Zij hadden dus geen last van die hitte en droogte.
Natuurlijk is de enige echte vlindertijd natuurlijk in het begin van de zomer. Nu, eigenlijk. Het is dus interessant om te kijken hoe de vlinders het nu doen. Heeft het slechte voorjaar doorgezet, of valt het allemaal wel mee? Ook dat weten we inmiddels, want onlangs heeft de jaarlijkse, grote vlindertelling plaatsgevonden. De Vlinderstichting heeft inmiddels de uitslagen bekend gemaakt.
Rampjaar?
En wat blijkt? Er zijn dit jaar ongeveer 15% minder vlinders geteld dan vorig jaar, maakte de Vlinderstichting bekend. Maar: dat is geen reden voor paniek. Fluctuaties zijn heel normaal, en omdat vlinders heel veel eitjes leggen, kan een soort zich wel weer herstellen als er betere omstandigheden zijn. Zeker de veel voorkomende soorten, die kunnen een minder jaartje prima handelen. Dus ja, er zijn inderdaad wat minder vlinders dit jaar, maar een rampjaar? Nee, dat niet.
Zo veroverde de atalanta dit jaar de eerste plek. De winnaar van vorig jaar, de dagpauwoog, vinden we dit keer op plek 4. De eerder genoemde citroenvlinder deed het zo goed dat de soort een 3e plaats veroverde. Nieuwkomer in de top 10 was het klein geaderd witje, die net onder de gehakkelde aurelia eindigde. En zo zien we eigenlijk elk jaar van dit soort fluctuaties.
Gevolgen toch zichtbaar
Voor de zeldzamere vlindersoorten zijn de jaarlijks veranderende weersomstandigheden natuurlijk een groter probleem. Bovendien, naarmate de zomers steeds vaker heel droog en heet gaan worden, zul je de gevolgen natuurlijk ook steeds vaker gaan terugzien in de vlinderpopulatie. Vlinders zullen hun schema moeten aanpassen, als ze dat kunnen, en anders moeten ze op zoek naar een ander leefgebied.
Ook daar zagen we in de recente vlindertelling al een voorbeeld van. Bij ons werd dit jaar opvallend vaak de gamma-uil gezien (ja, dat is een vlinder). Nog niet genoeg om de top 10 te halen, maar de organisatie van de telling noemde de aantallen verrassend groot. Hier worden de hoge temperaturen in Zuid-Europa als oorzaak geopperd. Wellicht heeft deze Zuid-Europese soort inmiddels een nieuw leefgebied moeten vinden in het iets koelere Nederland.
Bronnen: Vlinderstichting, weer.nl