Foto gemaakt door Archief / Wouter van Bernebeek
Foto gemaakt door Archief / Wouter van Bernebeek
Nu

Het epische onweer van 30 en 31 mei 1979

Het weer is in Nederland niet altijd zo rustig en voorspelbaar als nu. Iets meer dan 44 jaar geleden, op 30 en 31 mei 1979, werden grote delen van het land twee avonden en nachten na elkaar door episch onweer getroffen.

Het zit nog steeds in het collectieve geheugen van de mensen die het toen hebben meegemaakt, vooral vanwege het astronomische hoge aantal bliksems tijdens de buien. ‘Je kon er een boek bij lezen’, zeggen ze dan. En in dit geval was dat feitelijk ook zo. Voor mijn familie heeft de herinnering nog een andere laag: een groot deel van het familiebedrijf, een veevoederfabriek in Terschuur, brandde af.

Het weerjaar 1979 was al bijzonder begonnen. Ik was nog maar tien en we maakten de legendarische winter van 1979 mee. Bijna twee en een halve maand bevond ons land zich in het grensgebied tussen arctische lucht in het noorden en veel zachtere, subtropische lucht vanuit het zuiden van Europa. Het leverde verspreid over de winter 20 dagen met ijzel op en twee monumentale sneeuwstormen, waaronder die rond 14 februari, toen grote delen van Noord-Nederland enkele dagen vrijwel onbereikbaar raakten. Een harde noordoostenwind stuwde de sneeuw er hier en daar tot duizelingwekkende duinen van 6 meter op.

Horten en stoten

Toen de winter eenmaal de wijk had genomen, pakte de lente het met horten en stoten op. Toch kwam het in maart en zelfs begin mei nog tot sneeuwsituaties. Vanaf 7 mei werd het warmer. Een hogedrukgebied trok van het noordwesten van Frankrijk via onze omgeving naar Centraal-Europa en bracht een eerste opstoot van warmte vanuit het zuiden naar ons toe. Op 15 en 16 mei kwamen de temperaturen op veel plaatsen al tussen 25 en 28 graden uit. Eindelijk kon iedereen met volle teugen van de lente genieten.

Vanaf 17 mei werd het weer koeler, tot en met de 25e. Die dag draaide de wind naar zuidelijke richtingen en werd een tweede warme periode in de steigers gezet. Boven Centraal-Europa ontstond een nieuw hogedrukgebied, op de oceaan ten westen van Ierland lag juist een lagedrukgebied. Tussen beide systemen in kwam vooral in de bovenlucht een steeds sterkere zuidelijke tot zuidwestelijke wind te staan. Erg warme lucht, afkomstig vanuit het noorden van Afrika, stootte door naar Duitsland. Nederland kwam in het overgangsgebied tussen die warmte en koelere lucht in het westen te liggen, met een sterke straalstroom boven de pet. Dit kon niet anders dan tot gedonder leiden.

Deel 1 van het tweeluik

Op woensdag 30 mei beleefden we de opmaat naar het eerste deel van dit tweeluik. Overdag was het zonnig en liepen de temperaturen op. Met uitzondering van het noordwesten kwam het kwik in grote delen van het land tussen 25 en 28 graden uit. Verder werd de lucht steeds vochtiger. In de avond en in de nacht deed koele lucht vanuit het westen een eerste poging om de warme lucht te verdrijven. Door het front boven Nederland heen trokken vanuit het zuiden een paar zeer actieve onweerscomplexen over het land.

Ik was 10 jaar en bang voor onweer. Ik weet nog hoe ik als eerste van het gezin een plekje beneden in de huiskamer opzocht, met de lampen aan. Het onweer was weergaloos. Uiteindelijk zaten we er met zijn vijven, in mijn herinnering een aantal uren lang. Verlossing bracht het onweer nog niet, want nadat de buien waren weggetrokken, bewoog het front boven onze hoofden op donderdag 31 mei weer naar het westen. We bleven in de vochtig benauwde lucht. Het zou opnieuw een warme dag worden met temperaturen tussen 25 en 28 graden, nu met uitzondering van het westen. De opmaat naar deel twee.

Apocalyptisch

Het was nog geen nacht toen het vanuit het zuiden opnieuw begon te rommelen. Ik herinner me het begin nog: zo’n donker gegrom dat langzaam in intensiteit toenam. Normaal is het tussen de klappen nog wel eens stil, maar nu leek het alsof een muur van geluid op onze woonplaats Garderen af kwam. Een zeer actief complex naderde het midden van het land van over Brabant. Daar was op veel plaatsen al 40 of 50 millimeter regen gevallen en waren de bliksems niet van de lucht. In de nacht gebeurde hetzelfde bij ons.

Het onweer dat volgde, kan ik ook met de kennis van nu alleen maar apocalyptisch noemen. Zoveel bliksems, zo’n heftige regenval en zulke zware knallen. In die vorm heb ik het sindsdien zelden meer meegemaakt. Natuurlijk zaten we opnieuw beneden. Ergens in het pandemonium rinkelde in onze huiskamer de telefoon. Mijn vader nam op. Hij hoorde zijn neef in totale verwarring. ‘Het bedrijf staat in brand!’

‘Ik kom eraan’, riep mijn vader droog. En hij ging op pad, ons vieren angstig achterlatend. Het werd een helse rit, zo vertelde hij later. Zo slecht was het weer onderweg. Maar hij kwam er en zag in Terschuur tot zijn afgrijzen hoe een groot deel van de fabriek, die door blikseminslag was getroffen, in de as werd gelegd.

Verpletterende indruk

Het duurde uren voordat het onweer wegtrok. Er was een recordaantal bliksems geteld, vertelde het KNMI een dag later. Wij hoefden een dagje niet naar school, omdat we door de brand waren getroffen. Mijn moeder reed ons naar Terschuur, waar mijn vader nog steeds was. We zagen de nasmeulende resten van het deel van de fabriek dat aan de vlammen ten prooi was gevallen. Die aanblik maakte op ons natuurlijk een verpletterende indruk. Later in de avond was de brand ook nog een paar seconden op het journaal. Dat vonden we ook wel weer bijzonder. De warme lucht was verdreven. Die nacht kwam er geen onweer meer.

Reinout van den BornChef Redactie