Weerspreuken hebben hun beste tijd gehad
Tegeltjesteksten, boerenwijsheden en andere antieke oneliners: de volksweerkunde staat er bol van. Voor elk seizoen, elke maand, en soms zelfs voor een specifieke dag, is er wel een weerspreuk die een poging doet het weer te voorspellen. Maar heb je daar eigenlijk nog wat aan?Morgenrood, water in de sloot. Maart roert zijn staart. En natuurlijk: na regen komt zonneschijn. Allemaal kennen we wel wat van die spreuken. Soms is het een ontzettende open deur met een hoog duh-gehalte, of juist een uitspraak die meteen al totaal onwaarschijnlijk klinkt, maar sommigen hebben daadwerkelijk wel iets met de meteorologie te maken. Maar zelfs spreuken die best enigszins meteorologisch te verantwoorden zijn (zoals ‘morgenrood, water in de sloot’), bieden geen enkele garantie. Tegenwoordig misschien nog wel minder dan vroeger.
Patronen en houvast
In de eerste plaats kun je je natuurlijk afvragen of dit soort weerspreuken überhaupt ooit hebben geklopt. Vroeger waren er nog geen weermodellen en computers die continu van alles zaten uit te rekenen, dus moest je op een andere manier proberen patronen te ontdekken waar je een beetje op kon rekenen. Vooral boeren waren (en zijn) bijzonder afhankelijk van het weer, vandaar dat er zo veel spreuken over akkers, hooi, gewassen en dieren gaan.
Het zijn in feite verhalen uit de overlevering, vaak gebaseerd op waarnemingen, soms met een religieuze grondslag, waar zo’n weerspreuk uit ontstond. Uitspraken waar natuurlijk niet veel onomstotelijk bewijs voor was, maar die wel enige houvast bieden omdat ze vaak zaken beschrijven die vaak voorkomen.
Broedt de spreeuw al in april, dan is een schone meimaand op til.
Geeft januari een sneeuwtapijt, dan zijn we gauw de winter kwijt.
April veranderlijk en guur, brengt hooi en koren in de schuur.
Prullenbak
Vooral de spreuken die het weer over langere tijd pretenderen te voorspellen, zijn van het twijfelachtige soort. Zo heet het is in juni, zo koud het is in december, of Is februari nat en koel, dan wordt juli dikwijls heet en zwoel. Ten eerste zijn het allemaal algemeenheden, waar het weer zich helemaal niet per se aan conformeert. Maar de laatste tijd is er een nieuw obstakel; het klimaat is inmiddels zo anders, dat een heleboel weerspreuken onderhand definitief in de prullenbak kunnen.
Strenge winter?
Geeft begin augustus veel zonneschijn, dan zal het een strenge winter zijn. Een strenge winter? Dat is tegenwoordig wel heel erg zeldzaam. Maar een zonnige augustus bepaald niet. Zo zijn er talloze verschijnselen die zouden moeten wijzen op een strenge winter: een zonnige oktober, veel noten aan de bomen, nog groene bladeren in oktober, vallende eikels in september, of warmte in november. Maar bijna nooit lijkt het tegenwoordig nog echt te resulteren in een koude winter.
Zo zijn er ook talloze fenomenen die in de volksweerkunde op een zachte winter zouden moeten wijzen. December veranderlijk en zacht, is een winter zonder kracht. Nou, dat december zacht is, zien we bijna elk jaar, en die winter zonder kracht eigenlijk ook. Valt er veel regen in de winter, zou dat volgens een weerspreuk moeten duiden op een warme zonnige zomer. Nou, daar kun je tegenwoordig ook de klok steeds meer op gelijk zetten. Maar tegelijkertijd: een droge hete zomer zou volgens een andere spreuk juist weer wijzen op een strenge winter.
Nieuw klimaat, nieuwe spreuken?
Kortom: het zijn allemaal spreuken die je met een korreltje zout moet nemen, en tegenwoordig misschien nog wel extra. De seizoenen schuiven langzaam wat op, zien we. De winter slaan we al bijna over, de lente begint eerder en droge hete zomers komen steeds vaker voor. Wellicht wordt het tijd om het nieuwe klimaat ook maar eens van wat nieuwe weerspreuken te voorzien.
Want geeft begin augustus veel zonneschijn, ook dan zal het waarschijnlijk geen strenge winter zijn.
Ook al is februari niet nat en koel, dan wordt juli waarschijnlijk ook wel heet en zwoel.
En geeft januari een sneeuwtapijt, dan is dat waarschijnlijk het enige beetje winter van het jaar.