Waarom Tokio als een magnetron voelt
Atlete Lieke Klaver had het niet beter kunnen omschrijven: ‘Het lijkt hier wel een stoomcabine! Alsof ik in een magnetron zat op te warmen.’ Dat zei ze nadat ze zich plaatste voor de halve finales van de Olympische 400 meter. Wat maakt die Japanse warmte toch zo zwaar?Je hebt het waarschijnlijk zelf ook wel eens ervaren, zo’n broeierige warme zomerdag waarop je liever nog geen vinger beweegt. En je kent vast ook die uitspraak wel over de hitte in Zuid-Europese vakantielanden: “dat is hele andere warmte dan in Nederland”. Nu is 35 graden gewoon 35 graden, maar toch klopt deze uitspraak wél. Sterker nog: soms is 40 graden in Spanje alsnog aangenamer dan 30 graden bij ons.
Niet de temperaturen alleen
Natuurlijk: ‘aangenaam’ is een zeer relatief begrip waar iedereen wel een opvatting over heeft. Maar sporten bijvoorbeeld, dat doen de meeste mensen toch liever niet in de tropenhitte. Warm word je vanzelf wel. Maar ja: deze dagen ligt de temperatuur in Tokio dik boven de 30 graden, tegen de 35 zelfs. In de nachten daalt het kwik nauwelijks onder de 25 graden. Hier zouden we dat een regelrechte plaknacht noemen, en dat is het in Japan helemaal. Toch zijn hoge temperaturen an sich nog net per definitie erg.
Wat dan wel? Het simpele antwoord: vocht. Als je de Spelen hebt gevolgd, heb je verschillende commentatoren iets horen zeggen over de hoge luchtvochtigheid. Maar waarom is dat dan zo nadelig? Wat maakt dat Tokio af en toe als een magnetron voelt? Daarvoor moeten we wat beter kijken naar de menselijke warmtehuishouding.
Zweet
Onze lichaamstemperatuur bedraagt ongeveer 37 graden. Op het moment dat de luchttemperatuur 37 graden bedraagt, kun je dus niet meer afkoelen, zou je denken. Maar het lichaam heeft daar een trucje op gevonden. Als ons brein het gevoel heeft dat de lichaamstemperatuur te hoog wordt, geeft het een seintje naar de zweetklieren die vocht op de huid brengen: je zweet. Zodra dat vocht op de huid komt, begint het te verdampen. Dat verdampen kost energie en die wordt weer aan onze huid onttrokken. De huid koelt daardoor af en zo blijft onze lichaamstemperatuur op het gewenste niveau.
Belangrijk punt: hoe droger de lucht is, hoe beter dit mechanisme werkt. Dat is precies de reden dat de ene warmte de andere niet is. Een temperatuur van 40 graden in Spanje gecombineerd met een zeer lage luchtvochtigheid kan beter te verdragen zijn 30 graden in Nederland met een hoge luchtvochtigheid. In Nederland is vaak aan vocht geen gebrek, en ‘onze’ warmte kan erg benauwd en drukkend aanvoelen. Dan ben je op het terrein van de gevoelstemperatuur. Of beter: de temperatuur tot waar je de toplaag van je huid kunt afkoelen door zweet te laten verdampen.
Met die hoge luchtvochtigheid in Tokio lukt dit dus bar slecht. De luchtlaag die direct op de huid ligt, wordt warmer en bevat meer waterdamp, waarna verdere afkoeling wordt verhinderd. Je kunt je warmte dus heel moeilijk kwijtraken. Ook het gebrek aan wind helpt niet. Een beetje wind kan die luchtlaag nog wegblazen zodat je het gevoel krijgt dat het koeler is (al zal de thermometer nog steeds dezelfde temperatuur aanduiden).
Pan
Wat betreft Lieke Klaver: ze had dus helemaal gelijk. Er was eerder op de dag regen gevallen, en nu brak de zon weer door en werd het flink warmer. Al dat vocht in het stadion – dat best iets weg heeft van een flinke pan – begon weer te verdampen, en voilà: je waant je in een stoomcabine.
Nou, en als je in die samenloop van omstandigheden, je dan ook nog op wereldtopniveau gaat inspannen, zoals Lieke Klaver, en dus volop extra warmte opwekt en het nóg meer nodig hebt om te zweten… Je kunt je inmiddels misschien voorstellen hoe een gemiddelde stoommaaltijd – of Olympische atleet – zich moet voelen.
