Foto gemaakt door Wikipedia.
Foto gemaakt door Wikipedia.
Nu

Zeeijs joeg Kleine IJstijd aan

Een plaatje uit februari 2012. De Oude Waal, onder de rook van Nijmegen in de Ooijpolder. De zon schijnt, het vriest hard en de met rijp bedekte bomen aan het water contrasteren fel met de felblauwe lucht erboven. In de verte is de witte rookpluim van de Elektriciteitscentrale zichtbaar. Honderden mensen schaatsen op het dikke ijs. Vanaf de dijk ziet het er als een krioelende mierenhoop uit. Het enthousiaste geschreeuw van kinderen is niet van de lucht. Bij twee verschillende tentjes kun je koek en zopie kopen.

Het ziet eruit als op een schilderij van een Hollandse meester, hoor ik iemand zeggen. En dan heeft hij het over Hendrick Avercamp, de beroemdste van de schilders van oer-Hollandse winterlandschappen. Avercamp leefde middenin de periode die we tegenwoordig de Kleine IJstijd noemen. De Kleine IJstijd liep van ruwweg 1550 tot ongeveer 1850, maar de afkoeling er naartoe was al eerder begonnen, volgens sommigen al in de loop van de 14e eeuw. Tijdens de Kleine IJstijd lagen de gemiddelde temperaturen in onze omgeving zo’n 1 a 2 graden lager dan tegenwoordig. Er waren veel meer koude winters dan nu, die vaak al in de loop van november begonnen en soms pas in de loop van maart of april eindigden.

Prachtig oeuvre

Avercamp werd in de winter van 1585 geboren in Amsterdam, maar verhuisde al snel naar Kampen. Hij was doofstom en specialiseerde zich op jonge leeftijd in de tekenkunst. Als liefhebber van het schilderen van wintertaferelen kon hij zijn lol tijdens de Kleine IJstijd meer dan op. Bijna jaarlijks was het raak en met behulp van de schetsen die hij tijdens de winters maakte, kon hij gedurende de zomers verder werken aan zijn winterlandschappen. Er ontstond een prachtig oeuvre, dat voor winterliefhebbers – zeker nu de winters in onze tijd meestal overslaan – de moeite van het bekijken meer dan waard is.

Over de achtergronden van de Kleine IJstijd wordt nog altijd gediscussieerd. De afkoeling kwam na het middeleeuwse klimaatoptimum, waarin de temperaturen vergelijkbaar met tot zelfs nog een tikkeltje hoger waren dan nu. Het was de tijd waarin het zuiden van Groenland door de Vikingen werd gekoloniseerd, waarin tot op de Britse eilanden aan toe wijn kon worden verbouwd en waarin in Vlaanderen zelfs perziken groeiden.

Waardoor veranderde het klimaat ineens?

Vanaf de 16e eeuw was dat allemaal ineens niet meer mogelijk. Naar de precieze oorzaken van de afkoeling op dat moment wordt nog altijd een beetje gegist. Volgens de ene wetenschapper zaten enkele explosieve vulkaanuitbarstingen achter de plotselinge veranderingen in ons klimaat, andere zijn geïntrigeerd door de veranderingen aan het oppervlak van de zon die zich op dat moment afspeelden. Zo leek het dieptepunt van de Kleine IJstijd samen te vallen met de periode die tegenwoordig als het Maunderminimum bekend staat en waarin er aan het oppervlak van de zon nauwelijks zonnevlekken te zien waren. Het Maunderminimum begon in 1645 en duurde tot 1715.

Een nieuw onderzoek, uitgevoerd door wetenschappers uit Noorwegen, Zweden, Denemarken en de Verenigde Staten, voegt een nieuwe aan het mogelijke rijtje met oorzaken toe. Uit onderzoek in de omgeving van IJsland en Groenland hebben zij weten te reconstrueren hoe de hoeveelheid zeeijs, die door de Framstraat aan de oostkant van Groenland vanuit de Noordelijke IJszee naar het zuiden werd gedreven en op de Noordelijke Oceaan terechtkwam, vanaf grofweg 1300 ineens heel sterk toenam.

Het zeewater van de noordelijke Atlantische Oceaan werd hierdoor kouder en zoeter. En het zou deze ontwikkeling moeten zijn geweest die de Kleine IJstijd mede in gang zette, zo denken de onderzoekers. De periode waarin veel meer zeeijs dan normaal tot het noorden van de Atlantische Oceaan doordrong, duurde tot het einde van de 14e eeuw en stopte daarna even bruusk als dat hij begonnen was. De klimaatverandering, die er (mede) het gevolg van was, hield langer aan en duurde tot het midden van de 19e eeuw.

Externe drijver niet altijd nodig

Volgens de auteurs van het onderzoek laten deze gebeurtenissen zien dat het klimaat niet altijd een externe drijver nodig heeft om plotseling te veranderen. Dit sluit aan op onderzoek van onder meer het KNMI dat laat zien dat ook in tijden van een opwarmend klimaat, zoals nu, het enkele tientallen jaren lang toch flink kouder kan zijn. Verschillende modelsimulaties zijn al met dergelijke, redelijk onverklaarbare extremen uit de bus gekomen.

Het nu verschenen onderzoek laat echter ook veel vragen open. Eén van die vragen is wat er dan precies aan de basis lag van dat ineens grotere ijstransport vanuit het Poolgebied naar de noordelijke Atlantische Oceaan? Was dat een verandering in het windregime in Poolgebied, waardoor het zeeijs naar het zuiden werd gedreven? Of werd er, doordat de temperaturen daalden, simpelweg meer ijs gevormd, dat daardoor makkelijker kon ontsnappen? Als dit laatste waar is, zou het ook weer een beetje een ‘Kip en het ei’- verhaal kunnen zijn.

Kans op herhaling nu erg klein

Een feit is dat de hoeveelheid zeeijs in het Noordpoolgebied op dit moment bijzonder laag is. Ook zien we dat er daardoor veel minder zeeijs dan vroeger langs het oosten van Groenland naar het zuiden afzakt. Dus, als dit ooit al een trigger is geweest voor een plotselinge klimaatverandering, dan lijkt de kans dat iets dergelijks zich nu nog een keer zou afspelen, maar bijzonder klein. Gelukkig hebben we de schilderijen van Avercamp nog.

Reinout van den BornChef Redactie