Waarom groeit sneeuw tegen verdrukking in
De lente is alweer een behoorlijk eind op dreef en het duurt nog maar een paar weken voordat de meteorologische zomer begint. De zon staat alweer hoog aan de hemel en kan vanmiddag al een zonkracht 6 halen, de temperaturen lopen verder op (morgen en zaterdag in het zuiden tot 25 graden) en de sneeuw en het ijs van de winter op het noordelijk halfrond zijn aan het smelten. Met beide gaat dat overigens behoorlijk hard nu.Zowel het noordpoolijs als de sneeuwbedekking van het noordelijk halfrond waren de afgelopen wintermaanden relatief laag. Zag het ijs er wel iets beter uit dan de afgelopen (nog slechtere) jaren, voor de sneeuw gold dat niet, al waren de afwijkingen ten opzichte van de normaal in december en ook in januari verwaarloosbaar klein. Op een toptotaal van rond 47 miljoen vierkante kilometer aan sneeuwbedekking bedroeg het tekort ten opzichte van de gemiddelde situatie niet meer dan iets meer dan 0,5 miljoen vierkante kilometer. In februari groeide het tekort tot 2 miljoen vierkante kilometer en in maart kwam daar nog een paar honderdduizend kilometer bij. In april daalde het tekort weer flink.
Waarom méér sneeuw?
Nu weten we van de ijsbedekking van de zeeën in het noordpoolgebied dat die langzaam aan het afnemen is, in alle jaargetijden. Je zou eigenlijk verwachten dat het met de sneeuw, door de wereldwijde temperatuurstijging waarin we ons bevinden, net zo gaat. Maar dat is niet het geval. Zien we vooral in het voorjaar wel een sterk dalende trend, in de winter is de trend door de jaren heen nog licht stijgend en in de herfstmaanden mag je zelfs van een sterk stijgende trend spreken. Veel meer sneeuw in de herfstmaanden dus, ook nog wat meer in de wintermaanden, maar in de lentemaanden een veel snellere smelt dan vroeger.
Hoe kun je dit verklaren? Allereerst is het belangrijk om te weten dat de grootste hoeveelheden sneeuw op aarde bij temperaturen rond het vriespunt vallen. Dan is de verhouding tussen de temperatuur, nodig om het te laten sneeuwen, en de erbij horende vochtinhoud van de lucht het beste. Hoe warmer lucht is, hoe meer vocht ze kan bevatten.
Meeste sneeuw valt bij nul graden
Hoe hoger de temperatuur tijdens sneeuwval, hoe meer er in potentie dus omlaag kan komen. In Nederland hebben we daar op 25 november 2005 een keer een mooi voorbeeld van gezien. De combinatie van nog een warme zee die veel vocht aan verdampen was, een actieve storing en temperaturen die nét laag genoeg waren om het te laten sneeuwen, maakte toen dat een deel van Nederland met een soms tientallen centimeters dik sneeuwpakket geconfronteerd werd. De waterinhoud ervan was zo groot dat veel bomen en daken bezweken onder de last van de zware sneeuw. In omgesmolten vorm bleek dat er die dag op sommige plaatsen meer dan 90 millimeter neerslag in 12 uur tijd was gevallen.
Gaan de temperaturen tijdens sneeuwval omlaag, dan kan er minder vocht in de lucht zitten en valt er in potentie dus minder sneeuw. Het betekent dat het in de binnenlanden van bij voorbeeld Canada en Rusland in de winter een groot deel van de tijd gewoon te koud is voor sneeuwval van betekenis. Aan de randen van de koude gebieden, vooral op die plaatsen waar de koude en de zachtere lucht elkaar met enige regelmaat afwisselen, gaat het beter. Scandinavië was de afgelopen wintermaanden zo’n gebied. Er waren in Noorwegen plaatsen waar het vrijwel voortdurend sneeuwde, zelfs nu nog. De mensen werden er gek van. Op sommige plekken bouwde zich dek van vijf tot zelfs zeven meter aan sneeuw op.
Opwarming brengt meer vocht in de lucht
Er zijn twee redenen waarom er in de herfst tegenwoordig meer sneeuw valt dan vroeger. Opwarming betekent in koude gebieden tot nu toe dat de temperaturen al snel nog wel laag genoeg zijn om het te laten sneeuwen, maar niet meer zó laag dat er geen vocht meer voor sneeuw beschikbaar is. Een tweede reden ligt in het poolgebied. Het duurt tegenwoordig langer voordat het zeeijs terug is dan vroeger. Het water ten noorden van Canada en Siberië kan daardoor, voordat het ijs verschijnt meer vocht in de lucht brengen dan voorheen. Vocht dat uiteindelijk als sneeuw, en dus meer sneeuw dan vroeger en op meer plaatsen ook op de grond terechtkomt. Ook de eerste twee wintermaanden profiteren nog van dit effect.
In de lente gaat het allemaal wel zoals je verwacht. Dan stopt de sneeuwval voor een groot deel, omdat het meeste vocht wel uit de lucht is verdwenen en begint de smelt. En die gaat door de hogere temperaturen van tegenwoordig wél een stuk sneller dan normaal.