Foto gemaakt door Pierre Dalous - Wikipedia - Een ijsvogel met zijn prooi
Foto gemaakt door Pierre DalousWikipediaEen ijsvogel met zijn prooi
Nu

Gebrek aan winterweer goed voor ijsvogels en winterkoninkjes

De winterliefhebbers kunnen niet wachten op weer eens wat sneeuwvlokken of natuurijs, maar tot op heden zat het er nog niet in. Op de langere termijn, precies rond de Kerstdagen, lijkt het volgens de huidige weermodellen nu toch echt wel wat kouder te worden. Een (natte) sneeuwbui is dan ook niet uitgesloten, maar ook in dit geval is het weer afwachten wat er uiteindelijk echt gaat komen. Heerlijk vooruitzicht in ieder geval, maar niet voor sommige vogelsoorten. Als je hun naam hoort, zou je het niet denken, maar bijvoorbeeld ijsvogeltjes en winterkoninkjes houden niet van winterweer.

Sterker nog, tijdens de strengere winters van 2009 en 2010, overigens ook de laatste jaren waarin we een witte kerst hebben beleefd, was sprake van massale sterfte van deze twee prachtige vogeltjes. De ijsvogels kunnen niet vissen als het heldere water van een meertje dichtgevroren is, waardoor hun vetreserves snel afnemen en hun verenkleed minder waterafstotend wordt. Als ze dan toch een keer naar een visje kunnen duiken, wordt er teveel koud water doorgelaten, waardoor het vogeltje sterft.

Geen voedsel

Het winterkoninkje voedt zich vooral met kleine insecten en deze vogelsoort heeft dan ook meer last van sneeuw. Zodra de bodem van bijvoorbeeld het bos of een natuurgebied onder een laagje sneeuw verstopt zit, kunnen zij minder voedsel vinden. In strenge of sneeuwrijke winters neemt de populatie in ons land en de omringende landen dan ook snel af.

Herstel door zachte winters

De laatste jaren hadden we steeds (erg) zachte winters, waardoor het met zowel de ijsvogels als het winterkoninkje in ons land nu heel goed gaat. De winterkoning maakt per jaar wel zo’n 5 nestjes en daar worden vaak wel 2 of 3 generaties uit geboren, waardoor de aantallen weer snel groeien. Bij de ijsvogels is dat anders. Na een strenge winter zijn de gevolgen voor deze vogelsoort soms 10 jaar later nog te zien. Na een reeks zachte winters groeit de populatie gelukkig wel weer snel. Er worden de laatste jaren gelukkig dan ook weer veel ijsvogels en winterkoninkjes gezien.

Wintergasten

Ook worden de laatste jaren, mede door onze zachte winters, veel andere vogelsoorten in ons land gespot. Vogels die in het koude noorden van Europa en in Siberië hun jongen hebben grootgebracht, trekken in de winter naar minder koude oorden, omdat ze de winter daar niet kunnen overleven. Een bekend voorbeeld is de koperwiek. De koperwiek vliegt duizenden kilometers zuidwaarts. Een grote groep gebruikt Nederland slechts als tussenstop, maar de laatste jaren zijn er ook grote groepen die in ons land overwinteren. Zij mengen zich vanaf ongeveer oktober tussen onze strandvogels en bouwen hier hun vetreserves op om in het voorjaar terug te vliegen naar Scandinavië of Siberië.

Invasies

Sommige vogelsoorten zijn bijna nooit in ons land te gast, maar als ze komen, doen ze dat meteen in grote groepen. Een voorbeeld is de pestvogel. Af en toe werd er wel eens eentje gezien in de winter, maar vaak gaat het dan om een losse waarneming. Eens in de zoveel tijd komen ze echter in grote getalen onze kant op en is er sprake van een heuse invasie van pestvogels. Het zijn besseneters en zodra de voorraad in hun eigen broedgebied in noordelijk Europa of Rusland niet meer toereikend is, trekken ze in grote groepen zuidwaarts naar onder andere ons land. Zodra zo’n groep pestvogels onze bessenstruiken gevonden heeft, zijn ze meestal snel leeg en schakelen ze over op rozenbottels.

Klimaatverandering

Met het opwarmen van de aarde passen veel diersoorten en dus ook vogels zich zo goed mogelijk aan de steeds hogere temperaturen. De laatste jaren zien we dat veel vogels steeds vroeger hun eieren leggen en dat gaat bij de ene soort prima, bij andere soorten staat hierdoor hun eigen voortbestaan op het spel. Een voorbeeld hiervan is de roodkruinbabbelaar, een zangvogel uit Australië. Als deze vogels hun eieren hebben gelegd, is het van cruciaal belang dat de temperatuur van de eieren niet onder de 25 graden daalt. De kuikens komen het gezondst uit het ei als deze rond een temperatuur van 38 graden wordt uitgebroed. Aangespoord door de hogere temperaturen die steeds vaker al vroeg in het jaar voorkomen, legt deze vogelsoort ook eerder in het jaar hun eieren. Gemiddeld zijn de temperaturen dan echter nog wel steeds lager dan in het echte voorjaar, waarin de eieren vroeger werden gelegd. Dit is natuurlijk niet goed voor de eieren die juist zoveel warmte nodig hebben. Broeden bij lagere temperaturen kost de moedervogel bovendien veel meer energie dan bij hogere temperaturen, waardoor ze zich veel meer op haart eigen overleving concentreert en minder let op de eieren. De eieren worden dus steeds meer blootgesteld aan de kou, wat desastreus is voor de ontwikkeling van de kuikens. De roodkruinbabbelaar gooit hiermee dus eigenlijk zijn eigen ruiten in.

Bron: vogelbescherming

Britta van GendtMeteoroloog