Bliksem in Rijswijk was een hele zware
Bewoners van de Tamboerijnlaan in Rijswijk wisten in de nacht van maandag 26 op dinsdag 27 oktober niet wat ze meemaakten toen een bliksem een boom in hun laan trof. De kracht van de bliksem was zo groot dat de boom uit elkaar spatte en rondvliegend hout tot diverse kapotte ruiten leidde, waaronder een autoruit. Stukken hout bleven na de inslag zelfs in stenen muren steken. Het was een bizar gezicht. Niemand raakte gewond.Het kan bijna niet anders of de inslag is het werk geweest van een bliksem die ook wel ‘positieve’ bliksem wordt genoemd. Het is een type bliksem dat veel meer energie verplaatst dan een ‘gewone’ bliksem en daardoor veel grotere schade kan aanrichten. Ze gaan van het aambeeld van de buienwolk naar de grond, zijn fel wit en gaan niet zelden met een enorme knal gepaard. Ook in Rijswijk was de donder ver weg nog heel goed te horen.
Hoe komt een bliksem tot stand?
Om te begrijpen wat er aan de hand is, moeten we iets vertellen over hoe een bliksem ontstaat. In een buienwolk die tot onweer leidt, spelen zich bijzonder heftige bewegingen af. Wolkendeeltjes en neerslagelementen, zowel in de vloeibare als in de vaste vorm, schuren langs elkaar heen. Bij dit proces treedt ladingscheiding op. Delen van de wolk worden daarbij positief geladen (en hebben een tekort aan elektronen) en andere delen van de wolk krijgen juist een negatieve lading (en hebben dus een overschot aan elektronen).
De negatieve lading komt onder meer aan de onderkant van de wolk te zitten. Door inductie wordt het aardoppervlak positief geladen. Hierbij ontstaat een spanningsverschil. Als de doorslagspanning van lucht wordt bereikt, en die ligt erg hoog want lucht is een slechte geleider, dan springt een vonk over tussen de wolk en de aarde; de bliksem. Iets dergelijks kan ook in de wolk gebeuren, want ook daar worden spanningsverschillen opgebouwd. In de baan van de bliksem warmt de lucht snel op en zet daarbij uit. Als de bliksem klaar is, koelt de lucht weer af en valt met een klap terug naar zijn oude plek. Dat is de knal die als de donder te horen is. Treft een bliksem een object of een boom, dan gaat de stroom door dat object heen en warmt het snel op. Afhankelijk van hoe zo’n object in elkaar zit, kan daarbij schade ontstaan. Apparatuur kan door de lopende stroom beschadigd worden.
‘Positieve’ bliksem vreemde eend in de bijt
De meeste wolken zijn tijdens onweer aan hun onderkant negatief geladen. Het spanningsverschil dat zo ontstaat, levert de normale bliksems op. Ze hebben een wat paarsige gloed en brengen ‘normale’ donders teweeg. De ‘positieve’ bliksems zijn een wat vreemde eend in de bijt. Ze spelen zich af tussen de bovenkant van de buienwolk, het aambeeld – dat sterk positief geladen is, en de grond. De hoeveelheid energie die hierbij wordt getransporteerd, is vele malen groter dan die bij normale bliksems. Dus zijn ze veel sterker, luidruchtiger en kunnen op de grond ook veel meer schade aanrichten.
Het blijkt dat positieve bliksems vaker in de winter dan in de zomer voorkomen. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat buienwolken in de winter lager langen en ook het aambeeld veel dichterbij het aardoppervlak terechtkomt dan in de zomer. Ze treden meestal tegen het einde van de bui op en kunnen dus geweldige knallen teweegbrengen.
Het kan bijna niet anders of ook de boom in de Tamboerijnlaan in Rijswijk is door een ‘positieve’ bliksem getroffen. Het schadebeeld en de ooggetuigenverslagen zijn er in elk geval naar. Ze komen in Nederland ieder jaar voor, steeds ook met grote schade in de vorm van branden, uit elkaar gespatte bomen en vernielde apparatuur. Veel meer mensen kennen ze echter van de felle bliksemstralen die erbij horen en de megaknal die erop volgt.
Ongevaarlijk is het niet
Ongevaarlijk is dit type bliksem niet. Daar waar vliegtuigen ‘gewone’ bliksems in het algemeen goed kunnen verwerken, zijn er voorbeelden uit het verleden bekend waarin ‘positieve’ bliksems wel grote schade veroorzaakten of zelfs tot ongevallen leidden. Gelukkig komt de ‘positieve’ bliksem maar weinig voor en bij ons dus vooral in het winterhalfjaar.